Rousseau, Chrit 1941

Het werk van Chrit Rousseau (1941) past evenmin als de schilder zelf in een hokje; het enige dat op zijn werk van toepassing is, is het optimisme; hij communiceert net zo lang met zijn onderwerpen tot ze hun menselijke en mooie kant laten zien. Daardoor hebben de taferelen op de schilderijen van Rousseau en de mensen die de taferelen bevolken, altijd iets tijdloos en lijken ze hoog verheven boven de grauwheid van alledag. Dat moet ook wel, want een optimist kan alleen maar in zijn optimisme volharden door af en toe de tijd naar zijn hand te zetten, door te dromen van een onmogelijke toekomst en heimwee te hebben naar een ver verleden.
Waarschijnlijk zit de kunstenaar meer uren in zijn atelier naar zijn schilderijen te kijken dan dat hij eraan werkt; als hij dat niet zou doen, zouden hun kleuren al snel vervagen en zou hun lijnenspel in de knoop raken.
De Trotse boer (1996) De vader van Rousseau, Noonk Nic, bewoonde jarenlang de oude familieboerderij waar de kunstenaar nu woont. Wat eens de varkens- en koeienstal was, is nu zijn atelier. Hij is er trots op dat hij, schilderend op die plek, zich met het verleden verbonden weet en de band behoudt. Maar pas tijdens een bezoek aan Mexico, waar hij sterker dan ooit ervoer hoe de mens verbonden is aan het land en gehouden si aan de groep waarvan hij deel uitmaakt, begreep Rousseau hoeveel eenvoud er ten grondslag ligt aan de trots van een boer. Thuisgekomen stortte hij zich op het tekenen van zijn oom, net zolang tot hij die Oud-Cabergse boer en zijn vee had gevangen in de warme kleuren van dat immense land.