Pascale Ticheler
Het schilderen beweegt zich in een wereld die voorafgaat aan mijn gedachten en het maakt gebruik van een taal die zich niet laat omzetten in woorden. Het is te vergelijken met een grote legpuzzel waarvan geen voorbeeld bestaat en waarvan ook niet bekend is hoeveel stukjes je nodig hebt of hoe oud je moet zijn om hem te kunnen maken. Door te schilderen leg ik stukjes op een goede plaats. Al doende leer ik hoe ik kijk, maar niet op zo’n manier dat ik alles begrijp van wat ik zie. Het is een open gevoel en die openheid is net als het leven. Ook daarin zijn onderlinge relaties en verbintenissen niet gebaseerd op totaal begrip, maar op het behouden en ontwikkelen ervan. Voor mij geeft een goed beeld net genoeg prijs om me de ervaring te geven onderdeel te zijn van een groter geheel. En juist dankzij die ervaring kan ik me bewegen over het geheimzinnig fluisterde oppervlak van de dingen die me fascineren, en uiting geven aan een oorspronkelijke, sturende kracht. En die kracht is uitermate complex omdat ze niet beteugeld wordt door de rede, maar door de intuïtieve wil. En deze laat zich nooit iets voorschrijven, gelukkig.
Aanleidingen om te schilderen zijn voor mij altijd van landschappelijke aard geweest omdat ze een zekere vorm van ontembaarheid in zich dragen. De inherente in- en uitgangen bieden de mogelijkheid om het een uit het ander te laten voortkomen, zonder gehinderd te worden door een van te voren vaststaand idee. Zo ontstaan er schilderijen waarin in de een het motief gemakkelijk te herkennen blijft en in een ander juist de zeggingskracht ligt in de verfbehandeling. De ontwikkeling van een specifieke kleur kan bijvoorbeeld een bepaalde graad van verzadiging bereiken, maar tegelijkertijd, net zoals bij het spiegelende oppervlak van water, een zekere doorzichtigheid. Daardoor wordt het mogelijk om twee niveaus met elkaar te verbinden: onder invloed van het steeds veranderende licht is er toegang van buitenaf, maar door middel van een structuur die zich door de verf naar de oppervlakte werkt ook naar buiten toe.
Ik neem elke beslissing niet op zichzelf staand, maar ook om mijzelf en anderen te laten zien wat voor keuzes ik waarschijnlijk zal maken. En wanneer ik terugkijk op al mijn voorbije beslissingen en ervaringen ben ik voortdurend bezig om er een organisch geheel van te maken, om er voor mezelf een thema en een continuïteit in te vinden. De continuïteit die ik vind beïnvloedt mijn nieuwe beslissingen, en elke nieuwe handeling is een herschikking van en aanvulling op de oude continuïteit. Jezelf scheppen en jezelf verklaren gaan hand in hand, onafscheidelijk, in een voortdurende wisselwerking van definiëren en vervormen.
Kunst herordent de chaos, en beschrijft zowel de chaos als de orde die eruit voortkomt, en heeft als doel de dingen bijeen te brengen en met elkaar te verbinden.
Kunst is tegelijkertijd afwijzing en instemming en in deze voortdurende innerlijke verscheurdheid is elke nieuwe ervaring een uitdaging om de toekomst opnieuw te formuleren.
Mijn geheugen is niet alleen een greep in het verleden om een gebeurtenis terug te halen, het betekent ook dat ik rekenschap geef aan alle toekomstige momenten en het moment dat ik me ze zal herinneren.
Je kunt niet praten over de inhoud van een gesloten doos, maar je kunt hem ook niet openen zonder de inhoud te veranderen.